TAAL - Redekundig ontleden - Meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp kan je vinden door:
De volgende vraag te stellen: aan/voor wie of wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp + (soms) het lijdend voorwerp.
Voorbeeld 1
De meester heeft haar vanochtend het goede nieuws verteld.
Stap 1. Vind de persoonsvorm door de zin vragend te maken.
Vind het meewerkend voorwerp. Aan/voor wie of wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
Voorbeeld 2
Hij heeft aan Niek een cadeau gegeven.
Stap 1. Vind de persoonsvorm door de zin vragend te maken.
Vind het meewerkend voorwerp. Aan/voor wie of wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
De volgende vraag te stellen: aan/voor wie of wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp + (soms) het lijdend voorwerp.
Voorbeeld 1
De meester heeft haar vanochtend het goede nieuws verteld.
Stap 1. Vind de persoonsvorm door de zin vragend te maken.
- Heeft de meester haar het goede nieuws verteld?
- Heeft is de persoonsvorm.
- Alle werkwoorden in de zin zijn heeft en verteld.
- Heeft verteld is dus het gezegde.
- Wie of wat heeft verteld? De meester.
- De meester is het onderwerp.
- Wie of wat heeft de meester verteld?
- Het antwoord is het goede nieuws.
Vind het meewerkend voorwerp. Aan/voor wie of wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
- Aan/voor wie of wat heeft de meester het goede nieuws verteld? Aan haar.
- Het meewerkend voorwerp is haar.
Voorbeeld 2
Hij heeft aan Niek een cadeau gegeven.
Stap 1. Vind de persoonsvorm door de zin vragend te maken.
- Heeft hij aan Sanne een cadeau gegeven?
- Heeft is de persoonsvorm.
- Heeft en gegeven zijn alle werkwoorden.
- Dus het werkwoordelijke gezegde is heeft gegeven.
- Wie of wat heeft gegeven?
- Het antwoord is hij.
- Wie of wat heeft hij gegeven?
- Het antwoord is een cadeau.
Vind het meewerkend voorwerp. Aan/voor wie of wat + persoonsvorm of gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp.
- Aan/voor wie/wat heeft hij een cadeau gegeven? Aan Niek.
- Het meewerkend voorwerp is aan Niek.
In het laatste voorbeeld is het woordje "aan" in de zin te vinden. Als je "aan" makkelijk kan weglaten in een zin of juist makkelijk kan toevoegen, dan is de kans groot dat het woord wat er na komt (in dit geval Niek) het meewerkend voorwerp is.
Dit is handig als controlemiddel voor als je het even niet zeker weet. |